De Citroën C4 is altijd een auto geweest die durfde op te vallen. Of het nu gaat om het gedurfde design of innovatieve features, de Fransen weten flair te geven aan hun middenklasser.

Citroën doet dingen altijd net even anders. De creaties van de Fransen staan bekend om hun eigenzinnige stijl en een weggedrag dat vooral op comfort geschoeid is. De ë-C4 voldoet in ieder geval aan het eerste criterium, maar weet ook de karakteristieke comfortabele snaar te raken.

Na het grote succes van de DS3 en - in mindere mate - de C3 was Citroën het aan haar stand verplicht om deze slimme duotruc ook toe te passen op een ander model. Et voila, dat werd de C4 met zijn extraverte tweelingbroer DS4, die begin dit jaar zijn opwachting maakt.

Als paddenstoelen schieten ze uit de grond: benzinemotoren met een turbo. Waren deze krachtbronnen tot voor kort vooral voorbehouden aan hot hatches en ander snel spul, tegenwoordig zien we ze steeds vaker in modale vierwielers.

Citroën is weer aan het doen waar ze goed in zijn: auto's maken met een eigen gezicht. Na de in mijn ogen saaie jaren 90 met grijze muizen als de saxo en xsara komen ze nu weer met aansprekende modellen op de markt, bijvoorbeeld de C2, C3 en de C6.