Het rijden
De 407 SW rijdt als een typische Franse auto: lekker comfortabel op rechte wegen, ook op slecht wegdek en drempels, maar hij deint te veel in de bochten en ook bij optrekken en afremmen beweegt de koets veel. Op de snelweg is het een prima auto, maar zodra je een afrit tegenkomt is het over, dan moet je even doorzetten en proberen om in je stoel te blijven zitten en niet op de schoot van je buurman of buurvrouw te belanden.
De vijfversnellingsbak van deze auto wordt bediend met een heel prettig in de hand liggend pookje, dat ook in andere Peugeot-modellen te vinden is. Dat is helaas het enige positieve aspect van schakelen in de 407. Tijdens het schakelen maakt de pook een duidelijk hoorbaar schakelgeluid (“kloenk”) en bovendien is de pook niet snel van de eerste naar de tweede versnelling te krijgen. Eigenlijk zou je je onderarm goed vlak moeten houden om dit beheerst te kunnen doen, maar omdat de armsteun in de weg wordt dit een beetje onhandig.
De 1.8 liter (eigenlijk 1749cc) zestienklepper is op papier sterk genoeg voor deze auto. In de praktijk valt dat echter tegen. Om de auto op snelheid te houden moet je veel toeren maken, want onderin het toerengebied zit weinig fut. Tijdens het optrekken is het dus zaak om niet te snel op te schakelen, zodat je gebruik maakt van de koppel-piek. Ook bij tussenacceleraties wreekt het gebrek aan trekkracht zich: van 80km/h naar 120km/h in V duurt voor je gevoel ongeveer een dag of twee. Als het snelwegtempo een beetje inzakt: terugschakelen naar IV. Hoewel terugschakelen op de snelweg misschien niet meer van deze tijd is, heeft het 1.8’je dit eigenlijk wel nodig.