Die ene eigenschap
In dit kapittel sprokkelt de 206+ pas echt de figuurlijke punten bij elkaar. De 206+ rijdt namelijk gewoon goed. De 206 is natuurlijk een uitstekend uitgangspunt en staat nog altijd in mijn geheugen als een van de beste compromissen tussen comfort en sportiviteit: weer zo karakteriserend voor het merk van de leeuw. De wegligging is absoluut nog van deze tijd en communicatie met het wegdek is bij de 206+ natuurlijk nog net zo’n sterk punt als bij de 206 het geval was. Het spreekwoordelijke ‘hoeken’ doet de 206+ op een manier die zo typerend is voor de kleintjes van Peugeot.
Aan de andere kant is de 206+ zoals gezegd ook behoorlijk comfortabel. Wellicht had de auto iets zachter gedempt en geveerd kunnen zijn om het nog comfortabeler te maken. De 206+ is namelijk ontwikkeld met in het achterhoofd afzetmarkten waar de wegen niet in een dusdanige staat zijn zoals wij die kennen en dan zou een iets zachtere afstemming logischer zijn. In zulke contreien - denk aan Oost-Europese landen, maar ook bijvoorbeeld aan Zuid-Amerikaanse of aan India - worden auto’s als de 206+ ingezet als gezinsauto en dan is comfort wel lekker.
Als vervolgens de aandrijflijn besprekingspunt wordt, dan vallen een aantal dingen op. De motor verdient een pluim, aangezien hij ondanks zijn leeftijd nooit als een oud blok overkomt. Het betreft een wat oudere achtklepper die de typische karaktertrek van een dergelijk concept heeft: krachtig onderin en dus relatief schakellui. Extra prettig om dat de versnellingsbak niet echt lekker te bedienen is. Hij schakelt wat hakerig en de achteruit - weer zo’n typische eigenschap van de 206 – laat zich bij tijd en wijle lastig inleggen. Verder is het echt geen behelpen, zeker als je een schuin oog op de prijslijst houdt. De motor is prima voor de 206+ en verbruikt relatief weinig. Met net geen 1:15 is het testverbruik maar iets hoger dan de fabrieksopgave en een dergelijk klein verschil zien we zelden. Zuinige rijders zullen dan ook zonder veel moeite onder de fabrieksopgave duiken.